Een keer in de zes weken wordt het orgel in de Grundtvigskirke bespeeld voor een concert. De kerk is al een bijzonder gebouw, het orgel is een ding op zich. Het is met 55 registers en 4030 pijpen een waar monster; ruim zestien meter hoog, zevenenhalf breed en anderhalf diep. Alles zit er in; viola di gamba’s, hobo’s, trompetten, verschillende fluiten, klokjes etc.
Vanavond speelde Yuzuru Hiranaka op het orgel. Om half acht staat deze Deense Japanner -hij studeerde aan het Sweelinck Conservatorium en streek in 1991 neer in Kopenhagen- verlegen giechelend en een beetje schutterig achter een microfoon voor in de kerk en legt ons zelf het programma voor. We gaan luisteren naar Liszt’s Opheus, een stuk waarbij destijds de vrouwen flauw vielen. Als wij dat maar niet doen… Zijn inleiding stopt nogal abrupt en hij huppelt door de kerk naar de westelijke ingang en beklimt het orgel. De eerste tonen zijn mild, dan komt Orpheus in de onderwereld. Het orgel bromt en gromt, als een aanzwellende tollende wind rolt de muziek de kerk in en om ons heen. ‘We’ zijn de pakweg 75 bezoekers die verspreid in de kerk contemplatief voor zich uit zitten te staren. We worden ingepakt in de muziek. Als het gegrom weer afzakt, krijg ik weer oog voor de kerk zelf. Een uit gele bakstenen opgetrokken kale kathedraal. Nergens een versiering anders dan in het metselwerk.
Dan spoelt het symfonische gedicht Finlandia van Beethoven als een vloedgolf de kerk binnen. De daarop volgende bewerking van een klaviersonate van Beethoven klinkt bescheiden en de ingetogen klanken dwarrelen door de ruimte, het orgel fluit en danst en zwelt aan naar een machtige climax, een prachtig slotakkoord. In het laatste stuk, ook van Liszt, laten de belletjes en de bosfluit zich horen. Heel verrassend.
Hirakana verschijnt buigend ergens in het gigantische orgel en zwaait dankbaar het applaus weg.
Eenmaal weer buiten vraag ik me af wat daar te horen is als de kerk zich vult met het geluid van het het orgel. Ik fiets nog een rondje om de kerk en langs de in een carré gebouwde huisjes, die nog nietiger zijn door de enorme afmeting van dit bijzondere godshuis. Maar daarover een andere keer meer.
Die kerk is toch een soort ‘Amsterdamse School’, een en al superieure baksteen? Dan denk ik dat je dat orgel, ook als het hard loeit, niet erg zult horen als je buiten staat. Wat een vreemde concerten zijn dat toch, met zo’n orgel! Je ziet de organist niet, het instrument zelf beweegt niet en verandert niet, veel abstracter kun je niet luisteren. Maar je kunt wel verdrinken in een zee van geluid, dat wel.
Klopt! En toch wil ik een keer binnen en buiten zijn tijdens zo’n concert, dat doe ik van de zomer. De concertervaring is helemaal gestoord. Waar je gewoonlijk zit te luisteren en kijkt naar de musici, zit iedereen ook nog eens met z’n rug naar het orgel en de onzichtbare organist. Dat geeft mij steeds weer een licht ongemakkelijk gevoel. Maar het gevolg daarvan is dat je niets anders kunt dan je gewonnen geven, mee zwemmen, bijna verdrinken en weer boven komen.